Voor mijn 24-uurs recordpoging gebruik ik een heel specifieke eenwieler: een 36 inch eenwieler. Dat betekent dat het wiel bijna een meter in doorsnee is – een flink stuk groter dan het 28 inch wiel van een gewone fiets. Daardoor zit ik ook hoger, en vang ik dus meer wind. Om dat een beetje te compenseren, heb ik een ligstuurtje op mijn eenwieler gemonteerd. Niet om mee te sturen – dat doe ik met mijn benen en heupen – maar om iets minder rechtop te zitten. Dat scheelt luchtweerstand én geeft extra comfort.
Want comfortabel wordt het niet. Zadelpijn is onvermijdelijk bij zo’n lange rit. Met een goede fietsbroek met zeem, en door af en toe iets te gaan staan tijdens het rijden, probeer ik de druk op mijn zitvlak te verlichten. Ook het ligstuurtje helpt: daardoor leun ik niet alleen op mijn zadel, maar ook een beetje op mijn armen.
Waarom dat grote wiel? Omdat ik geen versnellingen heb. Mijn eenwieler rijdt “1 op 1”: elke trap is direct een draai van het wiel. Hoe groter het wiel, hoe sneller je kunt. Versnellingssystemen bestaan wel voor eenwielers, maar ik kies bewust voor deze pure vorm. Een versnellingsas is zwaar, duur, en moeilijker om op te rijden – zeker als je dat 24 uur lang moet volhouden.
Het besturen van zo'n grote eenwieler is ook een hele uitdaging. Ik gebruik hele korte cranks van 100 mm – dat zijn de verbindingsstukken tussen de as en de pedalen. Hoe korter, hoe minder hefboom je hebt om te sturen of te corrigeren, maar je kunt er wel efficiënter en sneller mee rijden. Het vraagt dus om een goede balans tussen controle en snelheid.
En dat brengt me bij misschien wel het meest unieke aspect van eenwieleren: ik moet blijven trappen. Altijd. Er is geen freewheel, zoals bij een gewone fiets. Als ik stop met trappen, stopt het wiel. En ik kan er ook achteruit mee rijden. Maar dat betekent ook dat ik constant moet corrigeren om in balans te blijven. Dat gaat grotendeels automatisch – reflexen waar ik jarenlang op getraind heb – maar het kost wél energie. En die energie slinkt langzaam maar zeker. Naarmate de uren verstrijken, wordt het steeds moeilijker om geconcentreerd te blijven. Zeker 's nachts, zonder slaap, in het donker. Mijn reflexen worden trager, mijn lijf wordt moe, mijn hoofd wil rust. Richting het einde zal het echt zwaar worden – mentaal én fysiek. De kans dat ik val wordt steeds groter. Daarom moet ik niet alleen goed getraind zijn, maar vooral ook sterk in mijn hoofd. Want de laatste uren worden misschien wel het spannendst.
Mijn eenwieler is van aluminium: licht, sterk en bestand tegen een stootje als ik val. Hij weegt 7,5 kg. Ik heb hem helemaal aangepast aan mijn eigen voorkeuren. Als je 24 uur lang op één wiel gaat rijden, moet alles kloppen: de afstelling, het comfort, de techniek. Het is een simpele machine, maar tegelijk ontzettend intensief om op te rijden. En juist dat maakt het voor mij zo mooi: puur, krachtig, en volledig afhankelijk van jezelf.